Als ik ingenieurs en andere bèta’s vraag om te vertellen wat hun kwaliteiten zijn, zijn ze me vaak binnen no time aan het uitleggen waar ze juist níet goed in zijn.

De technisch hoogopgeleiden die ik tegenkom zijn namelijk best wel streng voor zichzelf.

(credits image and term: Alicia Liu)

Ze denken dat er vooral wat aan ze te verbeteren valt, en vinden het ontzettend moeilijk om zichzelf ‘credits’ te geven voor waar ze goed in zijn of wat ze hebben bereikt.

Ze vergelijken zichzelf ook vaak met anderen, en komen er dan bekaaid af.

Herken jij dit?

Denk je regelmatig dat anderen beter/slimmer/sneller zijn dan jij?

Of ben je ook wel eens bang om ‘door de mand te vallen’?

Misschien lijdt je dan wel aan het Imposter’s Syndrome!


Imposter’s Syndrome

Dit plaatje en de term Imposter’s Syndrome komen uit een artikel van Alicia Liu, een programmeur van apps. Zij schrijft daarin onder andere:

‘Impostor’s Syndrome instilled in me a deep fear of failing. I was afraid to speak up or ask questions for fear of saying something stupid, and people would find out I didn’t really know my stuff.’

En:

‘I quietly avoided doing things I didn’t think I’d be good at, even though the only way to get better is to do them. I had put things I could do and things I wasn’t good at into separate mental buckets, and saw these artificial groupings as static and impermeable. That was the biggest loss for me, not learning and doing more things because I was afraid I couldn’t.’

Herkenbaar?

Ik denk dat dit Imposter’s Syndrome veel voorkomt bij technisch hoogopgeleiden, en dat dit niet alleen zo werkt in hoe we kijken naar kennis, maar ook naar capaciteiten, talenten of kwaliteiten.

Op welke dingen moet je nu letten als je lijdt aan dit ‘Syndroom’?

1.       Vergelijk ik mezelf wel eerlijk?

Hester Bijl is de eerste vrouwelijke decaan van de Faculteit Lucht- en Ruimtevaart Techniek in Delft. Op de door de studievereniging georganiseerde Women’s day (waar ik ook een workshop gaf) deelde zij haar belangrijkste loopbaanlessen, waaronder deze:

Je moet wel eerlijk zijn wanneer je jezelf vergelijkt met anderen.
Vroeger vergeleek ze zich bijvoorbeeld op het gebied van onderhandelen met de allerbeste onderhandelaar die ze kende. Maar als ze dan keek naar een andere eigenschap of skill, vergeleek ze zich weer met een andere persoon, iemand die weer supergoed was in die nieuwe eigenschap/skill.

Ze realiseerde zich op een gegeven moment dat dit niet reëel is. Niemand is op alle fronten de allersterkste, het is logisch dat je aan het kortste eind trekt als je jezelf vergelijkt met allemaal toppers op losse eigenschappen of skills.

Ga dus na of jouw manier van vergelijken wel eerlijk is.

2.       Welke aannames doe ik?

Weet je eigenlijk wel echt wat die ander allemaal weet of kan? Doe je daar aannames over die misschien niet kloppen?

Je kunt hier vragen over gaan stellen aan anderen om hier achter te komen
. In plaats van het zelf voor ze in te vullen.

3.       Is het oké als ik minder weet?

Er zijn natuurlijk ook genoeg situaties waarin je echt minder weet of kunt dan anderen. Omdat je een beginner bent, of in een nieuw (vak)gebied terecht komt. Daar heeft Alicia Lu nog een artikel over geschreven.

Wanneer het feitelijk klopt, dat je iets niet weet (of kunt) wat anderen wel weten (of kunnen), ga dan bij jezelf na:

‘Is dit oké?’

Als het antwoord ‘Nee’ is, en je weet dat je voor jezelf mogelijk wat te streng bent, probeer dan deze vraag te stellen:

‘Zou ik dit oké vinden bij een ander?’

Al met al gaat het dus over het checken of je wel eerlijk en reëel bent in het beeld van jezelf en anderen. Om het accepteren en omarmen van de verschillen.

En je niet tegen te laten houden om vragen stellen of dingen te proberen die je (nog) niet kunt.

Wat zijn jouw ervaringen hiermee?