Oké, je bent dus een ingenieur, of een bèta. Een nerd. Een techneut. En er trots op hoop ik.

Maar denk je ook: Sociaal vaardig zijn wij techneuten nu eenmaal niet?
Of: Het is lastiger voor mij om contact te maken met mensen, dingen uit te leggen, en al helemaal om mijn ideeën te ‘verkopen’.

Dat doen de gladde mensen maar, de sales-managers, met hun extraverte praatjes. Zo ben ik niet, en zo wil ik trouwens ook niet zijn.

En het kan natuurlijk hè, dat je er wat minder goed in bent, de sociale, de politieke, de intermenselijke kant. Dat je introverter bent dan gemiddeld, en je energie meer haalt uit in-je-eentje-op-iets-puzzelen dan in-een-groep-werken-en-overleggen.

Maar ik geloof zelf steeds minder in de tegenstelling die zoveel mensen zo vanzelfsprekend vinden:

Dat technisch talent betekent dat je sociaal minder vaardig bent, ietwat autistisch, of zelfs een ongevoelige hork.

Wat een onzin.

Dat je goed bent met cijfers en in sommetjes maakt je toch niet ineens een of andere robot? Je blijft toch nog steeds een MENS. Een vrij slim, technisch opgeleid, analytisch en rationeel mens wellicht.

Maar ook een mens met gevoelens, behoeften en intuïtie. 
De vraag is echter: herken je deze, en wat doe je ermee?

Eén van mijn klanten, de werktuigbouwkundige projectleider Bas, zei bijvoorbeeld eens:
‘Dan moet ik een collega vertellen over het rapport en dan moet ik hem overtuigen. Dan zie ik dat hij het er niet mee eens is, want hij kijkt weg en doet zijn armen over elkaar. Ik voel me dan ongemakkelijk. Ik ga meer details en argumenten geven. Ik bedenk met welk deel hij het waarschijnlijk niet eens is, of wat hij niet snapt, en dat ga ik dan toelichten.’

Het probleem is in zo’n geval dus niet dat Bas geen signalen krijgt. Hij neemt de lichaamstaal van de ander waar, en is zich ook bewust van zijn eigen ongemakkelijke gevoel.
Waar het ‘misgaat’, is wat Bas vervolgens met die signalen doet.

Bas denkt dat hij zelf moet kunnen inschatten wat de ander niet snapt of vindt. Bas denkt ook dat het onprofessioneel is om zijn ongemakkelijke gevoel ter sprake te brengen. Of zelfs maar een beetje ruimte te geven. Hij is dat ook niet gewend.

Dit zijn denkbeelden en gewoontes die in technische omgevingen algemeen heersen. Waardoor er maar over de inhoud doorgepraat wordt, of er nog wat extra details tegen aan gegooid worden.

Het zijn dus niet persé de capaciteiten die bij technisch opgeleiden anders zijn, het zijn de denkbeelden.
Deze denkbeelden weerhouden Bas ervan om bijvoorbeeld te zeggen:
‘Ik denk nu dat je het geen goed rapport vindt, klopt dat?’ of: ‘Ik wordt een beetje ongemakkelijk van het idee dat je het er niet mee eens bent.’ , of zelfs gewoon: ‘Ben je het er eigenlijk mee eens?’.
Of één van de honderd andere manieren om aan te kaarten wat er gebeurt.

We hoeven het niet allemaal zelf, in ons eigen hoofd uit te denken en op te lossen. Het is veel handiger als we als techneuten meer vragen mogen stellen. De antwoorden kunnen we gebruiken om tot voor iedereen bevredigende oplossingen te komen. Want dáár houden we juist zo van, oplossingen.

Omdat het stellen van meer vragen tegen onze automatische gewoonten en denkbeelden in gaat, voelt het misschien wat spannend.
Maar de instrumenten om signalen waar te nemen zijn er gewoon, in ons, dat is onze ‘hardware’. Hoe we er vervolgens mee omgaan, dat is de ‘software’.

En als er iets is dat een techneut weet, is het dat software programmeerbaar, vervangbaar en te upgraden is.